Je moet het kunnen zien om het te kunnen begrijpen.

Voor wie Maurice kent, kwam de uitbarsting niet als een verrassing. Ze lazen zijn wekelijkse bijdragen in het vakblad, die steeds venijniger van toon werden. En ze hoorden hem tijdens de laatste congressen ook meer en meer fulmineren. Hij, de Master Chef, de man van de drie Michelin Sterren. Ze hadden hem hoog zitten, overal in de wereld van haute cuisine. En toch leken ze hem vaker te negeren. Ze leken een beetje moe van alle keukenwijsheden, waarmee hij probeerde iedereen die het waagde de mond te snoeren. Heel vaak gebruikte hij daarvoor zijn lijfblad, Art de Cuisine. Dan was er zo ineens weer zo’n tekst vol gif, vol in azijn gedoopte diskwalificaties van collega’s. Mensen die hij eigenlijk geen blik waardig gunde. Mensen ook die in zijn ogen het koksvak verkwanselden.

Eertijds, toen hij zelf de scepter zwaaide in de keuken van restaurant Le Pot au Feu, werd niet getwijfeld aan ‘s mans kwaliteiten als Meester Kok. Hij runde zijn etablissement met militaire precisie. Zijn manschappen trokken zich aan hem op. Het was dan ook een buitengewone eer om onder hem te mogen werken. Zijn aanwijzingen, de manier waarop hij voorop ging in de uitdagingen, de ambitie die hij uitstraalde … het besmette je. Of je nu afwasser was of eerste assistent. Of je nu zelf al over alle diploma’s beschikte, of net van de koksschool kwam kijken. Iedereen zag op tegen Master Chef Maurice. De drie Michelinsterren die hij voor zijn restaurant verdiende, werden hem gegund. Hij was het succes zelf.

Daarom begreep je ook wel waarom hij de laatste tijd steeds sikkeneuriger werd als hij het had over zijn oude liefde. Vanaf zijn rustplek op een Franse heuvel overzag hij, wat hij ‘de verwording van Le Pot’ noemde. De sterren waren ingeleverd, het niveau van de klandizie dramatisch gedaald en de kwaliteit was onder de maat. Vond Maurice. Hij kwam er zelf ook niet meer. Hij had niks met de nieuwe eigenaren – twee investeerders – en nog minder met de huidige chef. Oké, die had elders dan wel enige naam opgebouwd, maar hier bakte hij er letterlijk weinig van. Heel erg weinig zelfs, schreef Maurice onlangs. Dit keer bleef het echter niet bij constateren. Maurice koos de frontale aanval. Hij was het zat. Hij was wel klaar met die mislukte koekenbakker. Een amateur, die er niet eens in slaagde jonge koks te binden en te motiveren. In de afgelopen jaren was er niet eentje doorgedrongen tot de hoogste regionen in het vak. Terwijl hij er zelf jaarlijks minimaal een zag vertrekken naar de absolute toprestaurants. Klaargestoomd voor de finale doorbraak. De investeerders konden wat Maurice betreft trouwens ook opzouten. Zij mochten het dan misschien hebben over een bedrijf, een onderneming met allerlei zakelijke aspecten; dat was dan maar zo. Le Pot au Feu was bovenal een passie, een missie, een religie, een manier van leven. Daar ging je dus niet zo ongelooflijk ongemanierd, bot, respectloos en ondeskundig mee om als zij deden. “Jullie zitten er alleen maar in, omdat jullie van lekker eten houden. Maar het ontbreekt jullie aan elk greintje verstand ervan.”

Enfin. Een aantal vaste gasten vroeg Maurice onlangs de zaak zelf te komen reorganiseren. Hij heeft ja gezegd. Maar de eigenaren liggen nu dwars. Naar verluidt zullen de gasten die Eerste Kerstdag komen eten tijdens een geheime stemming bepalen wie de pot in de toekomst mag roeren. U begrijpt, het is zinderend spannend in en om Le Pot au Feu.

Voor de goede orde: elke gelijkenis met een recent via een wakkere krant uitgelekt meningsverschil dat momenteel zou spelen in Amsterdam Zuidoost en Barcelona, berust op louter toeval.